Risicomanagement financiering
Voor wat betreft het risicomanagement financiering wordt onderscheid gemaakt tussen:
● de eigen gemeentelijke financieringsbehoefte;
● de financiering van de sociale woningbouw;
● de financiering van aan de gemeente gelieerde instellingen.
Eigen gemeentelijke financieringsbehoefte
Bij de eigen gemeentelijke financieringsbehoefte gaat het om de financiering van alle investeringen die worden gedaan door de gemeente Arnhem. Deze financiering vindt plaats door middel van eigen en vreemd vermogen. Als eigen financieringsmiddel worden de reserves en voorzieningen ingezet. Aan een beperkt aantal bestemmingsreserves, dat dient ter dekking van kapitaallasten in de begroting, wordt rente vergoed. Vreemd vermogen wordt aangetrokken in de vorm van langlopende leningen. De rentekosten van financiering van gemeentelijke investeringen en projecten worden doorberekend in de vorm van een zogenaamde omslagrente: op basis van langjarige gemiddelden van rentes van aangetrokken geldleningen en andere kosten van de treasuryfunctie werd tot en met het jaar 2017 dit rentepercentage bepaald. De omslagrente bedroeg in 2017 4%.
Ingaande 2018 zijn in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) strikte regels in werking getreden, die voorschrijven dat de omslagrente binnen een smalle bandbreedte de gemiddeld aan geldverstrekkers te betalen rente moet volgen. Het wordt daarmee moeilijk om (eventueel met beroep op een reserve) de omslagrente meerjarig constant te houden.
Voor het opvangen van rentefluctuaties wordt dan ook geen specifieke bestemmingsreserve aangehouden. Dit risico is opgenomen in het gemeentelijke risicoprofiel, dat wordt gedekt door de weerstandscapaciteit. Daarmee geeft de gemeente aan dat het risico van rentefluctuaties een normaal bedrijfsvoeringsrisico is, dat geen speciale positie vraagt.
Financiering van de sociale woningbouw
Op het gebied van de financiering van de sociale woningbouw heeft de gemeente de actieve rol uit het verleden op een haar na volledig afgebouwd. Per 31/12/2017 bedraagt de schuld van corporaties aan de gemeente Arnhem nog maar € 11.000. Vergeleken met de stand van € 248 miljoen per 1/1/2010 kan worden gesteld dat het risico uit hoofde van deze leningen effectief volledig is verdwenen.
Corporaties hebben de leningen in eigen beheer genomen met borging door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), waarbij de gemeente Arnhem als intermediair tussen de bank en de corporatie is verdwenen, of hebben leningen volledig afgelost. De verhoging van de achtervang jegens het WSW is weliswaar toegenomen, maar dit risico is veel kleiner dan wanneer de gemeente zelf borg staat voor de leningen of deze zelf heeft verstrekt.
In het licht van de risico's, waarmee de corporaties geconfronteerd worden (zoals de verhuurdersheffing en de nieuwe Woningwet), is deze afname voor de gemeente heel welkom.
Financiering van aan de gemeente gelieerde instellingen
Bij de financiering van aan de gemeente gelieerde instellingen en derden gaat het om activiteiten die passen binnen het beleid van de gemeente Arnhem. De gemeente heeft hierbij gekozen voor een terughoudend beleid. Slechts in bijzondere gevallen en soms als voortzetting van een bestaande relatie verstrekt de gemeente leningen aan derde partijen.
Bij de financiering van activiteiten van de instellingen heeft de gemeente Arnhem een gericht toezicht op het reilen en zeilen van de betreffende instellingen. Door aan de te verstrekken leningen waarborgen te verbinden kan bij calamiteiten direct worden gereageerd om een eventueel verlies voor de gemeente zoveel mogelijk te beperken.
Het risico is aanwezig dat een instelling niet aan de contractuele verplichting van betaling van rente en/of aflossing kan voldoen. Dit probleem wordt in eerste instantie (“aan de voorkant”) beheerst door financiering te bieden die het best past bij de financiële mogelijkheden van de instelling. Voor het geval er toch problemen mochten ontstaan, eist de gemeente garanties en/of waarborgen, bijvoorbeeld het recht van 1e hypotheek of pandrecht. Ook wordt bij leningen aan instellingen/derden een risico-opslag van (als regel) 0,1% op de te betalen rente gehanteerd. De risico’s zelf zijn -net als de risico’s van rentefluctuaties- ondergebracht in het gemeentelijk risicoprofiel.